‘Daar is alles kapot.’

Na een lange tijd zie ik hem weer. Zijn moeder heeft aangegeven dat het niet lekker met hem gaat. Bij binnenkomst zie ik het aan zijn gezicht. Mijn hartelijke ontvangst, lijkt nog weinig grond te vinden. Zijn gezicht blijft strak, zijn ogen wenden zich af, zijn schouders zijn hoog opgetrokken.

Hij beaamt dat het niet lekker met hem gaat. Ik vraag hem welke plek op de kaart van ‘Mijn Wereld’ past bij hoe het met hem gaat. Hij wijst een plek aan in het oranje gebied, vlak bij de zandstorm en de losse takken. ‘Hoe is het daar op die plek?’, vraag ik hem. ‘Daar is alles kapot’, zegt hij en ik voel dat de uitspraak, ondanks de weinige woorden, me raakt. Dan komen er heel veel tranen.

Hoe moet het zijn voor een jongen die aan het begin van zijn leven werd afgestaan, heeft bedacht dat dat te maken zal hebben met zijn zichtbare fysieke beperking en nu in het eerste jaar van de middelbare school, vecht voor zijn positie in een nieuwe klas? Eigenlijk vecht hij voor een veilige plek, waar hij voelt dat hij goed genoeg is en voor zijn gezonde behoefte aan contact en verbondenheid. Maar zijn gezicht laat zich weinig raken door verbondenheid en ik vermoed dat dat ook op school te zien is.

We grijpen terug op een spelletje dat we eerder deden toen hij mijn praktijk bezocht. Hij en zijn moeder blazen bellen. Ik vertel dat wanneer ze zo lang en rustig mogelijk uitblazen, er heel veel bellen komen (hard blazen maakt namelijk ook de bellen kapot). Na even oefenen, komen er steeds meer bellen, maar er komt ook kleur op zijn gezicht, een glimlach, een rustige, lage ademhaling en stralende ogen. Ook het gezicht van moeder wordt zachter, met meer vertrouwen. ‘Moet je kijken wat een mooie kleuren!’, zegt moeder.  En samen kijken en benoemen ze wat ze zien.

Ik vraag de jongen nog zachter te blazen en daarmee een hele grote bel naar moeder te blazen. Die vangt hem op en blaast hem vervolgens terug. En samen komen ze tot verbinding (en schuiven ze langzaam op naar het groene gebied).

bellenblazen polyvagaal

Na de activiteit kijk ik naar hem. Ik benoem zijn roze wangen, zijn glimlach, zijn rechte houding. Hij voelt het ook. ‘Naar welke plek ben je gereisd?’, vraag ik hem. Hij is in het groene bos beland. Hij houdt van de natuur, het voelt rustig voor hem en het geeft hem vertrouwen. ‘Ik moet nu eerst door het hele bos, voordat ik weer in het oranje gebied kom’.

En dat is precies hoe het werkt. Wanneer je een groot, groen gebied hebt en dat gemakkelijk weet te vinden, kom je minder snel in een beschermingsreactie terecht (vagale rem). In het groene gebied, heb je meer vertrouwen in jezelf en in anderen en nodigt je gezicht uit om contact te maken.

Op deze manier wil hij wel weer aan de slag. Wat een veilige manier om vooral te werken aan een groot en groen gebied van kalmte en verbondenheid!

Wil je ook met weinig woorden en op een veilige manier aan de slag met de polyvagaal theorie van Stephen W. Porges? ‘Mijn Wereld’ biedt aantrekkelijk therapiemateriaal voor het werken met kinderen, jongeren en hun gezinnen.

Het geeft je handvatten om praktisch te werken met de autonome staten en beschermingsreacties van het zenuwstelsel en begrippen als co-regulatie en neuroceptie. Middels oefeningen gericht op beweging, zintuigen en ademhaling, biedt je het zenuwstelsel veilige signalen waardoor het zal reizen naar het groene gebied van veiligheid, kalmte en sociale betrokkenheid.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Translate »