‘Ik woon op de vulkaan!’

Als oude beschermingsreacties aanwezig blijven ondanks een veiligere situatie, kan dat belemmerend  zijn voor een gezonde ontwikkeling. Dit keer schrijven we over een jongen die ‘het oranje gebied van beweging en energie’ (vechten en vluchten) moeilijk kan verlaten, maar dankzij het bieden van vellige signalen ‘het groene gebied van kalm en samen’ steeds meer weet te vinden. Samen met zijn moeder.

Zorgvuldig leg ik de natte jassen op de verwarming en bied warme chocomel aan. De jongen (9 jaar), gekleed met camouflagebroek en legerboots heeft een snor van zijn chocomel. ‘Die moet blijven zitten. Dat ziet er stoer uit.’ Zodra ik wil praten staat de jongen op en opent de deur, alsof hij wil checken of hij weg kan lopen. Zijn handen plaatst hij tussen de deur en het kozijn in. Hij strekt zijn armen terwijl hij de deur met dranger weg duwt. ‘Ik ben heel sterk!’.

Ik sta op en ga door mijn knieën om zijn spierballen te voelen. Dan haalt hij een set inbussleutels tevoorschijn en waaiert ze open. ‘Ik heb deze!’ Moeder verontschuldigt zich; ‘Ja, hij heeft deze, omdat hij van mij geen zakmes mee mag.’

Er zijn al veel hulpverleners geschrokken van het gedrag van de jongen. Dat leidde tot meer onveilige signalen. Hij kreeg straf en men dreigde met uithuisplaatsing. Moeder voelde zich beoordeeld als slechte moeder en schuldig dat ze haar zoon in het verleden onvoldoende heeft kunnen beschermen. Het maakte haar somber en onmachtig.

In zijn staat van vechten en vluchten (het oranje gebied) worden mijn goede bedoelingen juist niet ontvangen als signaal van veiligheid, maar als onveilig en bedreigend. Ik ga wat naar achteren en zeg dat hij vast een goede reden heeft om de inbussleutels bij zich te hebben en dat ik zal zorgen dat hij ze niet hoeft te gebruiken. Er zullen geen dingen gebeuren die niet fijn zijn. Bovendien kan hij zelf beslissen om weg te gaan. We hebben immers gevoeld dat de deur gewoon open kan.

Tegen moeder zeg ik dat het fijn is dat ze zo goed begrijpt dat hij zich veilig voelt met de inbussleutels en dat ze goed voor hem zorgt om dit te geven i.p.v. het zakmes. Beiden ontspannen een beetje.

Ik vertel dat spelen soms beter helpt dan praten. De jongen pakt de lego. Moeder begint te stralen. ‘Dat deed ik vroeger ook en vond ik altijd zo leuk!’. Ze maken een speeltuin en de jongen glijdt met een poppetje van de glijbaan. Hij roept: ‘mama, vang me op!’. Moeder pakt gauw een poppetje en speelt het spel mee. Mama vangt steeds het poppetje op. Wat fijn als je weet dat iemand er voor je is!

De volgende keer kruipt de jongen in de wachtkamer weg achter een stoel. Ik begroet eerst moeder hartelijk en richt me dan tot de jongen. ‘Fijn dat je er ook weer bent!’ Na mijn uitnodiging ligt hij op zijn buik op de grond en tijgert heel langzaam een klein stukje richting de praktijkruimte. Ik stel voor dat moeder en ik onze hand onder zijn voeten duwen zodat hij kan afzetten. Op die manier wordt het meer een samenspelletje, maar krijgt hij ook via zijn lichaam signalen van veiligheid. Hij voelt houvast onder zijn voeten en voelt beter zijn eigen kracht. Als ik terugkom met de chocomel heeft hij een hutje gebouwd van de speelmat, met een kussen er in en ligt hij onder een dekentje.

Mijn Wereld - Veilige hut
Veilige hut

‘Wat een fijne veilige hut’, zeg ik. ‘Die staat ook op de wereldkaart, zie je dat? Wat fijn dat jij al weet hoe je een veilig plekje voor jezelf kunt maken’. Glurend door een kiertje bekijkt hij de kaart. ‘Ja, ik zie hem! Maar ik woon op de vulkaan!’

Niet iedereen kan het zo beeldend verwoorden als deze jongen, maar we zien vaker kinderen die op de vulkaan lijken te wonen. Vaak zijn daar in het verleden goede redenen voor geweest. Maar als de situatie veiliger is, kan het belemmerend zijn voor de ontwikkeling. Wanneer je jezelf zo actief beschermt kost dat heel veel energie. Lekker ontspannen slapen, stil zitten of volledig opgaan in een activiteit is dan moeilijk. Contact met anderen voelt al snel bedreigend of je pikt daarin veel signalen van onveiligheid op. Het is moeilijk om vrienden te maken of om je over te geven aan de veilige leiding van een volwassene. De hoeveelheid energie en stresshormonen die permanent in het lijf aanwezig is, is ongezond voor het lichaam.

Kinderen hebben vaak boodschappen of vermaningen gekregen om hun gedrag beter aan te sturen. Doordat de reacties worden aangestuurd vanuit het zenuwstelsel heeft het kind echter weinig invloed op het gedrag, waardoor de vermaningen leiden tot een gevoel van falen en minder zelfvertrouwen. Bovendien voelt het loslaten van een oude beschermingsreactie die eerder zo belangrijk was om te overleven, als heel onveilig. Zeker wanneer je het groene gebied nog niet goed kent.

Bij het werken met Mijn Wereld krijgt het kind niet de boodschap dat het niet op de vulkaan mag wonen. We gaan respectvol om met beschermingsreacties en leggen uit hoe belangrijk het is dat ze hebben geholpen.  Tijdens het werken met Mijn Wereld verkennen we juist meer het groene gebied, samen met een belangrijke opvoeder. Door het bieden van veilige signalen middels de oefeningen op de oefenkaartjes, zal het kind vaker in het groene gebied zitten, de weg gemakkelijker weten te vinden en uiteindelijk minder vaak in het oranje gebied verkeren.

Ook deze jongen vindt gedurende de behandeling samen met zijn moeder vaker het groene gebied. Gedragsproblemen en vijandigheid nemen af en er komt een lieve, zachte binnenkant tevoorschijn. Na afsluiting stuurt moeder zo af en toe een foto van hun fijne momenten samen. Het doet haar ook goed om dit met anderen te delen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *